1 U nodigt mij aan tafel,
om dicht bij U te zijn
te proeven van het leven,
dat U deelt door brood en wijn.
U leidt mij in de stilte,
ik volg U met ontzag,
een plaats van rust
waar ik U ontmoeten mag.
2 U ziet mijn hart en leven,
de onrust die verwart;
mijn onbesproken vragen,
die er leven in mijn hart.
U kent al mijn gedachten,
verbergen kan niet meer,
in vertrouwen leg ik
alles voor U neer.
3 De beker in uw handen,
neem ik vol liefde aan,
uit handen die verwond zijn,
waarin de tekens staan.
Geen woorden meer van oordeel,
genade onverdiend,
die aan tafel wordt geproefd
en wordt gezien.
4 U deelt met mij de maaltijd,
reikt mij verzoening aan.
Uw liefde is nog groter
dan de schuld die is voldaan.
U toont mij uw genade,
die werkzaam is in mij,
door de kracht van uw genade
ben ik vrij!
door de kracht van uw genade
ben ik vrij!
1 Jezus alleen, ik bouw op Hem
Hij is mijn hoop, mijn lied, mijn kracht.
Door stormen heen hoor ik zijn stem,
Dwars door het duister van de nacht.
refr1 Zijn woord van liefde dat mij sust
verdrijft mijn angst; nu vind ik rust!
Mijn vaste grond, mijn fundament;
dankzij zijn liefde leef ik nu.
2 (v)
Jezus alleen werd mens als wij;
klein als een kind, in kwetsbaarheid.
Oneindig veel hield Hij van mij,
leed om mijn ongerechtigheid.
refr2 En door zijn offer werd ik vrij,
Hij droeg mijn straf, Hij stierf voor mij,
ontnam de dood zijn heerschappij;
dankzij zijn sterven leef ik nu.
3 (m)
Daar in het graf, in dood gehuld,
leek al zijn macht tenietgedaan.
Maar, o die dag, dat werd vervuld:
Jezus, de Heer is opgestaan!
refr3 Sinds Hij verrees in heerlijkheid
ben ik van vloek en schuld bevrijd
Ik leef in Hem en Hij in mij;
dankzij zijn bloed ben ik nu vrij.
4 Geen levensangst, geen stervensnood;
dat is de kracht, waar ik in sta.
Van eerste stap tot aan de dood
leidt Hij de weg waarop ik ga.
refr4 Geen duivels plan of aards bestaan
kan mij ooit roven uit zijn hand.
Als Hij verschijnt, roept Hij mijn naam;
in die verwachting houd ik stand.